Alpe d'HuZes/Mathijs Douwe Team

Ter nagedachtenis aan Mathijs, 18 mei 2008 op tien-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van een hersentumor.





dinsdag, februari 17, 2009

Cadeaus


Afgelopen zaterdag was het Valentijnsdag. Vorig jaar wilde Mathijs een meisje uit zijn klas graag verrassen met krokusbolletjes. Stiekem zijn we langs haar huis gefietst en hebben het plantje aan de deur gehangen. Mathijs hield er erg van om iemand met iets te verrassen. Met het verzinnen van verjaardagscadeautjes was hij altijd heel ruim van tevoren bezig.

Wij zijn de afgelopen weken verrast met 3 cadeaus. Zo kregen wij van de ouders van een vriendje uit Mathijs zijn klas nog een cd-tje met prachtige foto’s van Mathijs. We zijn er erg blij mee. Van een collega van Niek kregen we een CD waar een nummer op staat wat deze collega – en nu ons ook – zo aan Mathijs doet denken (Fréderique Spigt, cd ‘Vreemd’). Mooi. En afgelopen zaterdag zijn we op bezoek geweest bij een mevrouw uit Sint Oedenrode. Zij had naar aanleiding van het artikel over Mathijs in november vorig jaar in de Wegenerpers gereageerd naar de redactie. Die ons weer had gebeld. Haar man, de kunstenaar Jan Sonnemans, is drie jaar geleden op 63-jarige leeftijd overleden. Ook aan een hersentumor. In één van zijn schilderijen heeft hij geschilderd dat hij “een wolk én een zon tegelijk kon zien”. Precies wat Mathijs altijd zei!: ‘Ik kan over grote bergen heen kijken en zie een zon en een wolk tegelijk.’ En dat had N. genoemd in het interview in de krant. Deze mevrouw wilde dit schilderij nu graag aan ons geven. Heel mooi en bijzonder. We zijn er erg blij mee en zullen het een mooie plek geven in ons huis. Op de overlijdenskaart van Jan Sonnemans is geschreven:


Kleur was zijn leven
Zijn leven was intens
Zijn strijd ook
Wat een mens.


Deze tekst zou zo van toepassing kunnen zijn op Mathijs.

zondag, februari 08, 2009

“Hoe gaat het nou met je?” / 1001 dagen van rouw


“Hoe gaat het nou met jou?” wordt regelmatig gevraagd. Tsja, wat antwoord je daar nou op? Vaak is het bedoeld als een beleefdheidsvraag. Dus je kan beleefd – ‘einde gesprek’ – terug zeggen “goed”. En als het écht een beleefdheidsvraag was zal het gesprek gewoon verder gaan. Want als men er echt geïnteresseerd in was hoe het met je gaat dan staart de vragensteller je wat vreemd aan: hoe kan het nou goed gaan met jou na alles wat is gebeurd? En inderdaad, écht goed gaat het met ons natuurlijk nog niet. Dus het antwoord “goed” geven we ook nooit.

“Hoe gaat het met jou?” Je kan ook antwoorden “eigenlijk gaat het niet goed, heb je even een uurtje?”. Met een beetje pech (het was een beleefdheidsvraag!) kijkt de vraagsteller je dan wat ongelukkig aan. Met het stellen van de vraag werd immers helemaal niet bedoeld tijd te besteden aan een evaluatie van onze psyche. En uit beleefdheid zal men daar nu wel op in moeten gaan.

Afijn, meestal beantwoorden wij de vraag “hoe gaat het nou met jou” met een CDA-antwoord als “gaat wel” of “z’n gang”. Dat wordt snel geaccepteerd en is voor beide (beide! Wij hebben ook niet altijd zin om er over te praten) partijen de netste weg om uit de wat intiem ontstane situatie weg te komen. En weer over te gaan tot de orde van de dag.

Maar hoe gaat het nou echt? Simpel, de ene dag beter dan de andere. Het door-de-weekse ritme is het beste. Gewoon naar school en naar het werk. Werk is voor ons beide erg belangrijk. Alles gestructureerd, wisselende omgevingen en je aandacht moet je tenminste ergens op richten. De weekenden zijn veel moeilijker. Je merkt veel meer dat je er één in je gezin mist. Je hebt tijd om na te denken en ikzelf (N.) vindt dat er weinig nuttigs uit je handen komt. De hele dag wat drentelen door het huis. Even boven achter de computer. Daar eigenlijk niets achter te zoeken maar beneden weet ik ook niet wat ik moet doen. Móet ik iets doen (mijn deel van het huishouden, bv naar Appie, schoonmaken etc) dan gebeurt dat snel en gehaast. Die haast is zinloos want daarna verveel ik mij enorm. En dat weet je, dus je gaat je nog meer aan jezelf ergeren.

Daarbij merk ik dat ik de laatste paar weken weer veel meer bezig ben met Mathijs. Nog steeds heb ik het gevoel dat hij elke dag er weer ‘kan zijn’. Waarom niet? Maar het begint er nu toch écht op te lijken dat hij niet meer terug komt. Dat is vreemd en niet leuk. Dat merken we toch dagelijks in huis. Fredrieke is een vrolijk meisje. Veel zingen en dansen, veel vriendinnetjes. Mathijs hield veel meer van een grapje en wat klieren. Dat is een ander ‘soort’ aanwezig zijn in huis. En ik merk dat we dat – naast de vrolijkheid van Fredrieke – erg missen.

Als het in een tv- of radioprogramma over rouw gaat is er momenteel veel aandacht voor het boek van Karin Kuiper, “Je mag mij altijd bellen”. In het boek doet zij verslag van de 1001 dagen na het overlijden van haar man, de schrijver Karel Glastra van Loon. Op Bol.com wordt de inhoud van het boek als volgt samengevat:

“In dit boek vertelt Karin Kuiper over de eerste 1001 dagen na de dood van 'haar betere ik', haar man (en schrijver) Karel Glastra van Loon. Op zijn veel te vroege dood volgde een periode van vallen en opstaan, waarin het verlies als zoutzuur doorvrat. Plotseling behoorde Karin tot dat lastige volkje van weduwen en weduwnaars. Zonder hulp van anderen redt niemand het, maar toch stond bovenaan haar ergernissenlijst het goedbedoelde zinnetje 'Je mag me altijd bellen'. Want hoe gemeend ook, dit is 'hulp' die je met lege handen achterlaat... Omdat je in je diepste wanhoop niet wilt bellen en niet kán bellen, omdat je slechts denkt: Nee, het gaat niet! Zij moeten mij bellen! Het duurde honderden dagen, maar uiteindelijk volgde er een periode waarin ze terugveerde en haar levenslust hervond. Je mag mij altijd bellen is een boek voor lotgenoten én hun omstanders.”

Na twee keer een interview met haar op de radio te hebben gehoord (en me ook wel wat te hebben verbaasd/geërgerd over wat er door haar werd gezegd) ben ik het boek zelf gaan lezen. Nogal heftig zoals Karin Kuiper de 1001 dagen omschrijft. Ieder zal vast op zijn/haar eigen manier rouwen, maar ik hoop dat het bij ons toch wat minder ver gaat. Anderzijds is oordelen over anderen altijd makkelijk.

Voor mij zijn de stukjes in het boek over de invloed van stress op je functioneren het herkenbaarst. Kuiper heeft haar rouwperiode gebruikt om hier wat wetenschappelijke literatuur op na te slaan. Bv. als ze beschrijft dat ze als gevolg van het hele gebeuren “het geduld en de fijnzinnigheid van een overprikkeld nijlpaard” ontwikkelt. “Elke aanleiding is goed genoeg om briesend tekeer te gaan. Ik herken mijzelf niet meer, maar ik weet nu dat het niet aan mij ligt. Het zijn de hormonen, die door een lange periode van stress voortdurend en in veel te grote hoeveelheden door mijn lijf stromen. Vecht of vlucht, vecht of vlucht, vecht of vlucht, zegt mijn lijf. (…) Mijn reacties zijn overtrokken, dat weet ik en dat voel ik. De geringste aanleiding vertroebelt mijn denken. Voor elk wissewasje wordt mijn lijf in paraatheid gebracht, en als er geen stress is en ik niet in de aanslag hoef, ben ik doodmoe en niet vooruit te branden. Mijn geheugen is twijfelachtig, mijn concentratievermogen is pet en mijn blik op de wereld beperkt. Het is onzinnig en overbodig om zo te stressen, en het is slecht voor mijzelf en mijn kinderen, dat weet ik best. Maar zelfs na tweeënhalf jaar is het moeilijk het hormonale stresstij te keren en mijn lichaam nieuwe reacties aan te leren”.

Tweeënhalf jaar… iedereen uit mijn omgeving is bij deze vast gewaarschuwd. Wij/ik heb(ben) nog bijna twee jaar te gaan. Gewoon ‘blij’ (“hè, dat heb ik ook!”) was ik met de volgende passage: “Als je geliefde doodgaat, raak je tijdelijk minimaal de helft van je denkvermogen kwijt”. Gelukkig dat ze dit op mijn werk nog niet doorhebben, maar ik heb zeker het gevoel dat dat bij mij ook het geval is. ‘Overzicht’ houden was een sterke(re) kant van mij, nu heb ik er moeite mee. Het wordt al snel te veel.

Een situatie als de volgende is ook erg herkenbaar: “Loop je naar de keuken om de afwasmachine leeg te halen maar besluit je eerst nog even het reinigingszout bij te vullen. Dat ga je pakken in de bijkeuken en daar zie je dat de wasmachine klaar is. Het is dus beter eerst de was in de droger te doen, maar die zit nog vol met droge kleren. Daarom pak je een mand, doe je de droge was erin en loop je naar boven om de was op te vouwen. Boven blijkt de kat op de overloop te hebben gebraakt – de derrie zit aan je voet – en dus loop je naar de badkamer om een dweil te pakken. Daar aangekomen zie je dat de wc nodig even gedaan moet worden, dus loop je naar beneden om WC-eend en Glorix te halen. Onderweg naar de bijkeuken zie je dat de afwasmachine om de een of andere reden openstaat. Je wurmt je erlangs en ziet de droger openstaan en de wasmachine vol wasgoed wachten en bedenkt spontaan dat je eerst die was moet doen. En terwijl je terugloopt naar de keuken, knal je keihard met je scheen tegen de openstaande deur van die afwasmachine. Tierend zak je op de grond en smijt je eindelijk de deur dicht, en terwijl je met een hand over je pijnlijke been wrijft, besluit je dat je nu eerst een kopje koffie gaat drinken. En als je dan ’s middags je vieze koffiekopje in het rek zet, en de koffieresten over je schone borden druipen, vraag je je verbijsterd af waarom je het ding nog steeds niet hebt leeggeruimd…”

Nog 734 dagen te gaan.