Aangekomen in de centrale hal van het ziekenhuis schiet ik (L.) helemaal vol. Daar liggen zoveel herinneringen. Regelmatig nam Mathijs zijn stepje mee naar het ziekenhuis. Zo maakten we dat saaie eind lopen van de hal naar de G-lift wat aantrekkelijk. En steppen ging hem vaak beter af dan lopen. In de hal is een boekwinkel die je kunt bereiken door een trapje of een helling (voor rolstoelen) op te lopen. Niks was leuker dan met de step van het hellinkje af roetsen. Ik was dan altijd de verkeersregelaar en gaf aan wanneer het veilig was en hij naar beneden mocht rijden. Ik hield mijn hart wel eens vast. Want dat ging best snel en er liepen allemaal mensen in de hal. Maar ik dacht: niet betuttelen, geef hem ook de ruimte voor zulke dingen. Ook hebben we regelmatig, afhankelijk van het seizoen, in de hal bij het restaurant een aardbeiensoftijsje of een oliebol gehaald. Voor de vitrinekast met sieraden van het winkeltje bleven we ook altijd even staan en dan wees Mathijs de mooiste sieraden voor mij aan. N. en ik hebben er ook heel wat uurtjes rondgeslenterd als we even van de afdeling af wilden. Je kende op een gegeven moment de inhoud van de winkeltjes uit je hoofd.
1 voor: dat hij het fijn heeft
2 voor: dat hij blij is
3 voor: dat wij hem super veel missen
We dachten dat het niet erger kon en we hopen niet meer in het ziekenhuis te komen!
Maar Mathijs blijft doorzetten zelfs in de hemel.
Het was een indrukwekkende herdenkingsdienst, waarin de kinderen herdacht zijn en waarin benoemd werd, dat voor de familie het leven nu overleven is geworden. En zo voelt het ook voor mij.
Na afloop zijn we nog even over ‘de afdeling van Mathijs’, F8 Noord gelopen. In bijna alle boxen (1 persoonskamers) en alle zalen heeft Mathijs wel een keer gelegen. Elke box of zaal roept herinneringen op. Ook hebben we stil gestaan bij de box waar Mathijs overleden is.
De afdeling ligt nog steeds vol. Je weet wat de kinderen en hun familie meemaken: leven tussen hoop en vrees. We lopen naar de lift, de lift waar we in september 2004 voor het eerst uitstapten en terecht kwamen in een voor ons toen onbekende wereld, de afdeling kinderoncologie. Nu stappen we de lift in, drukken op het knopje uitgang en hopen er nooit meer te hoeven zijn.
Streep hun naam niet door
Al zijn zij tot stof vergaan.
Streep hun naam niet door
Alsof ze nooit hebben bestaan.
’t Liefste dat ik heb bezeten
’t toekomstbeeld van mijn bestaan,
vraag me niet dat te vergeten
en gewoon weer door te gaan.
Want ik wil weer verder leven
Maar ik weet niet hoe dat moet.
‘k Hoor bij hen die achterbleven.
Overleven vergt veel moed.
Streep daarom hun naam niet door.
Noem hun naam en laat me weten
Dat ook jij niet zult vergeten.
Zo alleen kan ‘k verder gaan.
(door Gerry den Otter, een moeder
die ook een kind heeft verloren)